DE DIVERSE THEMA'S VAN DE TENTOONSTELLING

De ten toon gestelde voorwerpen zijn onder te verdelen in de volgende thema’s:

* Snuiven. Het tabak snuiven, ofwel door de neus inhaleren van poedervormige tabak, bereikte in de 18e eeuw een hoogtepunt, vooral onder de gegoede burgerij. Een zeer bekende methode tot vervaardiging van snuif is die door middel van “de karot”. Overigens is dit een halfproduct dat, om tot snuif te worden, eerst nog moet worden gestampt en geraspt.

* Veelsoortige tabakspijpen. Er zijn een viertal hoofdsoorten te weten klei, meerschuim, porselein en hout. De eerste (klei)pijpmakers in Nederland waren Engelse huursoldaten, die zich na 1600 vestigden in Amsterdam en andere oud-Hollandse steden. Na 20/30 jaar kwamen er zelfstandige Nederlandse pijpmakers. Meerschuim dankt zijn naam aan het feit dat men deze stof aanvankelijk aanzag voor versteend zeeschuim, maar de delfstof komt voornamelijk uit Zuid – Oost Azië. Porseleinen pijpen zijn hoofdzakelijk gemaakt in de periode 1700 / 1900 en het merendeel is afkomstig uit Duitsland. Na 1850 worden deze drie soorten verdrongen door de Bruyère houten pijp. In Nederland is er nog een (Koninklijke) pijpenfabrikant, de firma Gubbels & Zn, in Herten – Roermond.

* Pruimen. Het kauwen van tabak, ook wel pruimen genoemd, komt eind 16de eeuw in de mode in ons land. Reisverslagen vertellen ons dat scheepsartsen tabaksbladeren voorschrijven om scheurbuik te voorkomen. Later werd de pruimtabak veel gebruikt op brandgevaarlijke plaatsen zoals houten huizen en in het veen. Om de tabakssappen kwijt te raken werd een kwispedoor (in de volksmond spuwpootjes) gebruikt.

* Tabaksdozen. Door het geringe volume van de pijp aan het begin van de 17e eeuw was er geen behoefte aan grote dozen om tabak te bewaren. Duidelijk herkenbaar: kleine ovale en eivormige tabaksdozen. In de 18e eeuw komt er een nieuw type in zwang: een langwerpige tabaksdoos, al dan niet met afgeronde hoeken, vaak voorzien van een bijzondere decoratie. Bijbelse voorstelling of een verwijzing naar het verleden geven de messing tabaksdozen een bijzondere uitstraling.

* Gebruik en onderhoud. Voor het roken van een pijp is een vuurtje onontbeerlijk. Om ook buitenshuis gemakkelijk vuur te verkrijgen ontstond de tondeldoos, vaak cilindrisch van vorm, uit messing vervaardigd en voorzien van de tondel. Samen met de bijbehorende attributen, de vuurslag en vuursteen, werd een vonk geproduceerd die de tondel deed gloeien waarna een houten spaander voor het gewenste vuur zorgde. Na afloop gebruikte de pijpenroker een pijpen reukel of pijpen peurder om het restant tabak te verwijderen.

* Tabak. Rond 1550 komt de tabak reeds voor in ons land, zij het als sierplant in botanische tuinen. Rond 1600 is het roken van tabak in Europa een algemeen feit en worden er de eerste initiatieven ontplooid om in ons land tabak te gaan verbouwen. Tegen 1650 zijn er tal van tabakspercelen aanwezig in plaatsen als Nijkerk, Wageningen, Amersfoort en Amerongen. In de 18e eeuw breidde de teelt zich uit over de provincies Overijssel, Utrecht en Gelderland. Pas in de tweede helft van de 20ste eeuw verdween de tabaksteelt uit ons land.